Al vanaf de 13
e eeuw ontstonden de eerste familienamen die hun oorsprong hebben in een bijzondere of opvallende eigenschap van een persoon of familie. In het Engelse woord "
surname" en in het Waalse "
sorno" is deze historische oorsprong zichtbaar gebleven. Dit is minder het geval bij het Dietse 
"Noonaem", dat ook gewoon "familienaam" betekent.
In onze landelijke omgeving geldt dat systeem vandaag de dag nog: in Kelmis staat een familie 
Wertz als 
/de Vröjsche/ (de kikkers) en een familie 
Barth als 
/de Döitsche/ (de duitsers) bekend.
W. Pelzer wordt meestal 
/der Lueze/ (de slimme) genoemd, 
X. Wertz is 
/Schöpe Buur/ (schoppen boer), 
Y. Lenaerts is 
/Fato/ (kinderbijnaam?) en 
Z. Wertz, één van de "Vröjsche", is 
/der Kukuk/.
Onder medewerkers van de Belgische spoorwegen SNCB waren dierennamen erg geliefd, in het bijzonder onder de railbouwers van Montzen en Welkenraedt. Een boodschap als "
Da beschtèl de Häster ene finge Groos van de Foräl" (doe de "Ekster" hartelijke groeten van de "Forel") was en is nog steeds duidelijk voor ingewijden.
Het dialect wordt helaas enigszins teruggedrongen door de drie zogenaamde cultuurtalen, hoewel het vanwege zijn Karolingische wortels juist gepast zou zijn, dat het door de officiële instanties wordt gepropageerd en ondersteund.
Dat ons plaatselijke taalgebruik nog steeds leeft, wordt bijvoorbeeld door het in bijna elk dorp gedragen “volkswapen” onderstreept.
(7). Enkele voorbeelden van bijnamen die de bevolking van de dorpen  op grond van hun economische geschiedenis hebben gekregen, zijn: voor 
Aubel de Piipeköp (pijpenkop); voor de hautaine boeren van de vroegere hoogbanken 
Montzen en 
Walhorn: 
de Waibüle (weizak); de 
Eupeners zijn 
de Schmootbääre (vetvreters) of 
de Jraasdriiter (graspoepers); de 
Hergenrathers werden 
Bäsemebenger (bezembinders) en de 
Gemmenichers Bäsemekriemer (bezemverkopers) genoemd; de inwoners van 
Henri-Chapelle hebben vroeger krijt gewonnen en kregen daardoor de bijnaam 
Kniitköp (krijtkop); de 
Welkenraedters worden tegenwoordig nog 
Brigebékere (tegelbakkers) genoemd, hoewel de "Céramique nationale" al lang geleden werd gesloten.
Deze manier om personen aan te duiden werd in de 16
e eeuw al min of meer ambtelijk: in een officieel stuk van het Kantongerecht Eupen schrijft de nieuwe voorzitter, die op de typerende naam Lenart Hutman, later tot "
Hoofdman" of "
Hauptmann" gemoderniseerd: Anno 1545, op sente bartolomeus dach,... wer dye loeten syent gewest, myt naemen en myt tzo naemen
 (8).
In het eerdergenoemde register van Montzen (1532-1572) vindt men hoofdzakelijk vóór 1550 bijnamen. Maar enkele van deze soms krenkende bijnamen hebben meer dan 450 jaar geschiedenis als familienaam overleeft. Zo vinden we: 
30 december 1532: 
Heingen Kröppel (de kreupele)
12 april 1534: 
Wingen Spenrock (spinrokken),
30 september 1540: 
Vaistovent (carnaval); 
Joncker Johan Dobelsteyn (dobbelsteen); 
Leynß Tzytvogell (tijdvogel),
29 mei 1541: 
Thyß Hoytz (dikkop) – tegenwoordig in Hauset als Heutz geschreven,
9 januari 1542: 
Jopgen Kallert (de kletskous, van het Dietse 
/kale/ = spreken), 
Lens Buyschoiffß,
10 februar en 28 december (2x) 1544: 
Peter Quamot naast Komot(en) (slecht humeur), tegenwoordig Coemonth, Coemat, verfranst Coumont - Debrabantere (284) meent daarentegen dat het ‘koeweiland' komt.
16 april 1544: 
Gort Hoischenn (op z’n Diets  
/hööch/, samentrekking van 
/höövesch/= "zoals aan het hof" (vgl. Franse "Courtois")
26 december 1544 : 
Lienert den Voiß, Johan Kerff (Debrabantere 776 denkt aan: 1. litteken; 2. meubelmaker)
In het telefoonboek hebben we nog enkele familienamen gevonden die van vroegere Dietse of Romaanse bijnamen zijn afgeleid. De lijst is natuurlijk niet compleet: 
Broun(s), Braun net als 
Mohr, Moors en de Romaanse vormen 
Moreau, Moray duiden op de bruine gelaatskleur van de eerste drager van deze naam.
Wyzen, Deswyzen (de Wijze) enz. vertonen overeenkomst met de Franse naam 
Lesage en de eerder genoemde bijnaam 
/der Lueze/ (Kelmis).
Flas (Flachs) en 
Schonbroodt, net zoals de zelden voorkomende importnaam 
Beaupain, verwijzen naar het door de vakman geproduceerde eindproduct.
Groteclaes /Jruetekloos/ en 
Kleinjans zijn morfologisch uit een voornaam en een bijvoeglijk naamwoord samengesteld, net als de Romaanse naam 
Grandfils, vaker ook 
Grosfils en 
Grosjean in het Waals uitgesproken als resp.
/jrofi/ en 
/Jraaschang/, echter met Germaanse uitgang en klemtoon.
De rond Luik veel voorkomende naam 
Lejeune komt hier minder vaak voor als 
Jongen, terwijl 
De Jong in Nederland de meest voorkomende familienaam is.
Klein komt vaker voor dan 
Lang(er), een naam uit de Eifel, terwijl 
Slangen (Eupen), een genitief met proclises, uit Nederlands Limburg komt.
Jungbluth en varianten komt tamelijk vaak voor.
De op 5 januari 1641 in het doopregister van Aubel geregistreerde bijnaam Jonck Verdorven bestaat in onze streek niet meer. In Duitsland leeft hij echter voort in de verbastering 
Jungverdorben.
Volgens de Debrabandere duidt 
Knauf, Knops (791-2) op een gedrongen man of een persoon met een gezwel aan het hoofd; 
Krott betekent Kröte (= pad) (dietzsch 
/de Krodel/); 
Loos, Loozen (898) is een intelligent iemand (Diets 
/der Lueze/).
De stamvader van de familie 
Mennicken, oorspronkelijk afkomstig uit Raeren, moet nog kleiner zijn geweest dan de mensen in zijn tijd al waren.
De in Voeren (Fouron) heel bekende naam 
Munnixis de Germaanse variant van 
Lemoine, net zoals 
Rotheudt (
/Ruethöjt/ = Roodhoofd) van 
Leroux.
Na(e)denoen (
/Noodenoon/ = namiddag) vindt men nu nog in de omgeving van Montzen, terwijl de eens door burgermeesters en schepen met trots gedragen naam 
Vroegop (vgl. Duits "Frühauf") geheel uit ons namenlandschap lijkt te zijn verdwenen. We laten het geheel aan de lezer over een gewaagde psychologische verklaring te vinden voor de kennelijk veranderende attitude van de plaatselijke bevolking ten opzichte van de ochtendlijke nijverheid! 
(9).
(7) Zie jhet volledige overzicht in "dialectes thiois du Pays de Herve", in Architecture rurale de Wallonie, Pays de Herve, Luik 1987 (P. MARDAGA), pag. 207.
(8) O.a. gepubliceerd in ons proefschrift: " Grundlagen der Sprachgeschichte im Bereich des Herzogtums Limburg-Beitrag zum Studium der Sprachlandschaft zwischen Maas und Rhein ", Ostbelgische Studien I, Eupen 1982, pag. 201.
(9) Ik wil op deze plaats iedereen bedanken die mij bij mijn onderzoek heeft ondersteund en in het bijzonder A. BELLEFLAMME, verantwoordelijke van het documentatiecentrum Deutschsprachigen Gemeinschaft Eupen, en bij Baron C. DE BROICH uit MONTZEN.
L. WINTGENS.